Fout kijken

In de keuken, waar het rook naar allesreiniger en vers gestreken overhemden, zat Bayya aan tafel thee te drinken uit mijn oranje Hup-Holland-Hupmok. Het gebeurde wel vaker dat hij in huis was als ik uit mijn werk kwam, maar doorgaans was hij dan nog bezig met dweilen of stofzuigen.
      ‘Had ik vergeten het geld neer te leggen?’ vroeg ik hem in het Engels, onze voertaal.
      ‘Nee, nee, sir, het geld heb ik gevonden.’ Hij haalde de dertig euro uit zijn zak en hield de biljetten even omhoog. ‘Thank you, sir.’
      Hij was begin twintig, ik begin dertig, waardoor we naar mijn idee deel uitmaakten van dezelfde generatie. Dat hij mij desondanks aansprak met ‘sir’ gaf onze verhouding iets koloniaals.
      ‘Ik wilde u een gunst vragen.’
      ‘Een gunst? Wat voor gunst?’ Ik trok mijn jas uit en ging tegenover hem zitten.
      ‘Het gaat om mijn zuster. Ze is ook naar Nederland gekomen.’
      ‘O. Wat leuk.’
      ‘Het leven in Sri Lanka is nu heel moeilijk, sir.’
      Ik knikte begrijpend en wreef mijn koude handen tegen elkaar.
      ‘Nu wilde ik u vragen of zij misschien op dit adres mag worden ingeschreven. Zij moet een adres hebben, voor de instanties.’
      Op tafel stond een halfvolle fles wijn, vacuüm afgesloten met een rubberen dop. Ik kneep erin, er ontstond een spleetje en de fles zoog zich vol lucht. Bayya sprong op om een glas voor me te pakken.
      ‘Waar woont ze nu dan?’ vroeg ik.
      ‘Ze woont nu bij mij. Maar ze hoeft niet hier bij u te wonen. Het gaat alleen maar om een adres voor de instanties.’
      ‘Als ze bij jou woont, waarom kan ze dan niet op jouw adres worden ingeschreven?’ Ik schonk mijn glas vol en nam een flinke slok. Dat smaakte goed.
      ‘Dat is een probleem,’ zei Bayya. Hij hield een lang verhaal waaruit ik kon opmaken dat de instanties niet mochten weten dat ze bij elkaar woonden. ‘U heeft er verder geen last van, sir. Ze hoeft hier alleen maar ingeschreven te zijn.’
      Ik keek naar zijn handen, die speelden met een suikerstaafje dat was bedrukt met het logo van het bedrijf waar ik werkte. De huid van zijn bruine vingers was aangevreten door de wc-eend. Hij maakte bij zoveel mensen schoon. Waarom moest hij dit uitgerekend aan míj vragen?
      ‘Maar Bayya, is dat niet bedriegen?’
      Hij zweeg en keek me aan, iets te lang.
      ‘Niet bedriegen,’ zei hij. ‘Het leven is moeilijk. Wij kunnen niet anders dan werken zonder de belastingen. Werken met belastingen zou voor u ook duurder zijn.’
      Wat de belastingen ermee te maken hadden begreep ik niet, maar de moed om verder te vragen ontbrak me. Hij nipte aan zijn thee, ik nam nog een paar slokken wijn. Misschien was het wel de wijn die de doorslag gaf. Alcohol maakt niet alleen verkeersslachtoffers, er vallen dagelijks ook talloze toezeggingen te betreuren.
      ‘Dus ik heb er verder geen last van?’
      ‘Nee, nee, u heeft er absoluut geen last van. Er zullen alleen af en toe brieven komen, als u die dan voor mij apart wilt houden, dat is alles.’
      ‘Nou, oké dan. Als dat alles is.’
      Ik had verwacht dat hij opgetogen en dankbaar zou reageren, maar hij haalde een papier uit zijn binnenzak dat hij voor mij op tafel uitspreidde. Het was een standaard huurcontract, zo te zien gedownload van de website van de gemeente. Bayya had alles al ingevuld.
      ‘Misschien dat u hier dan wilt tekenen, sir.’ Hij reikte mij een pen aan die altijd boven lag, op het bureau op mijn slaapkamer.
      ‘Wacht even…’
      ‘Ze moet dit laten zien als ze zich op uw adres gaat inschrijven,’ zei Bayya. ‘Bij buitenlanders vragen ze altijd om een huurcontract.’
      Als huursom was een bedrag van driehonderd euro per maand ingevuld. Waar had hij het contract verder nog voor nodig? Wilden ze soms huursubsidie aanvragen?
      Ik dronk in één teug mijn glas leeg, zuchtte, en ondertekende het formulier.

terug