Ze smaken zoals ze kraken

Soms lees je nog wel eens in de krant dat er een kraakpand is ontruimd. Kleine berichtjes, want er valt weinig meer te beleven. De ME is aanwezig ‘voor het geval dat’. De krakers die niet reeds vertrokken zijn geven zich zonder slag of stoot over, voor de vorm wordt er nog een verfbommetje gegooid. Waar is de bezieling gebleven? Zijn ze uit principe minder gewelddadig geworden, of hebben ze gewoon geen zin meer om blauwe plekken op te lopen voor hun idealen? Hebben ze nog wel idealen?

Twee jaar lang heb ik naast een kraakpand gewoond. De bewoners verdienden de kost met het wassen van autoruiten bij een stoplicht in de buurt, en het random plukken van gitaarsnaren bij de ingang van de supermarkt. Op de begane grond, pal naast mijn woning, was een soort sociëteit ingericht, compleet met bar en zitjes. Het was er altijd gezellig druk, met name ’s nachts, als de geluidsinstallatie voluit ging en iedereen er schreeuwend doorheen converseerde. Er werd ook zomaar geschreeuwd, zonder tekst. Gewoon effe lekker schreeuwen. De zomermaanden waren het ergst, dan was ook het terras aan de achterzijde van het pand in gebruik. Asbakken werden geleegd aan mijn kant van de schutting. Van twee hoog uit het raam pissen was een populair tijdverdrijf. De benevelde gesprekken rond het kampvuur kon ik vanuit mijn bed letterlijk volgen; de voertaal was gebrekkig Engels.

Op een gegeven moment heb ik om half vier ’s nachts over de schutting geroepen dat ik toch ’s langs wilde komen, waarna ik werd ontvangen door een comité van twee Nederlandse jongens. Aan de bar kocht ik drie biertjes en chips (niks zelfgebrouwen geitenbier en uit eigen teelt gefrituurde knollen, maar gewoon ‘ze smaken zoals ze kraken’), en ik probeerde een bruggetje te bouwen door samenzweerderig over speculerende huisbazen en leegstand te beginnen. Maar ach, zonder leegstand viel er volgens hen weinig te kraken, en kraken was gewoon lekker gratis wonen en relaxen met allerlei mensen uit allerlei landen. Verbaasd over zo weinig betrokkenheid sneed ik andere onderwerpen aan. Wat vonden ze dan van het consumentisme? Van het grootkapitaal en de noord-zuidproblematiek? Van de korenwolf in het Bulderbos, genetisch gemanipuleerde televisiepulp en de plannen voor het klonen van André Hazes? Het interesseerde ze allemaal niet zoveel. Maar hadden ze er dan geen moeite mee om autoruiten te wassen, terwijl de auto toch het symbool is van burgerlijkheid, materialisme en milieuvervuiling? Ach joh, al dat gezeik over het milieu… Triomfantelijk vertelden ze dat ze gratis werden voorzien van gas en elektriciteit, omdat de gemeente bang was voor escalatie van binnenshuis gestookte vuurtjes. Toen ik terzake kwam en vroeg of ze alsjeblieft rekening met mij wilden houden (slapeloze nachten, zielig, vroeg op) hadden ze hun antwoord klaar : ‘De maatschappij’ moest er maar eens aan wennen dat niet iedereen om zeven uur op moest, zij hielden er een ander ritme op na en vonden het niet nodig zich aan ‘de maatschappij’ aan te passen. Daar kon ik het mee doen. Ik heb nog geprobeerd ze ervan te overtuigen dat ik niet ‘de maatschappij’ in eigen persoon was, maar ze gaven geen duimbreed toe. ‘De maatschappij, dat ben jij’ dachten ze blijkbaar. En die maatschappij, laten ze daar nou toevallig net schijt aan hebben.

Deze krakers zijn met hun tijd meegegaan : maatschappelijke bevlogenheid heeft plaatsgemaakt voor opportunisme. Waardoor mijn laatste restje sympathie voor de krakers heeft plaatsgemaakt voor minachting. Ik vind ook dat er in de binnenstad van Amsterdam teveel woningen plaatsmaken voor kantoren. Maar dat het pand naast mij inmiddels ook een kantoor is geworden, daar hoor je mij niet over klagen. Mag ik ook een beetje opportunistisch zijn?

terug         home