Becqstabber

Het leven is een angstaanjagend saaie vergaarbak van bijbaantjes, etentjes, tentamens, orgasmes, telefoongesprekken, verjaardagsvisites en vakantiefoto’s waarvan de samenhang slechts wordt gesuggereerd doordat al die rommel nu eenmaal in chronologische volgorde staat. Een van de weinige genoegens van het lezen van biografieën is de constatering dat dit bij de groten der aarde niet anders is. Onlangs las ik de zojuist verschenen biografie over Michel Houellebecq en ergernis (dé voedingsbodem voor een stuk in dit blad) bracht mij tot het schrijven van een recensie.

De biografie met de passende titel ‘Houellebecq’ is geschreven door Denis Demonpion, een journalist die werkt voor Le Point (een soort Franse HP De Tijd). De geuzerige ondertitel luidt ‘De ongeautoriseerde biografie’. Het antwoord op de voor de hand liggende vraag ‘hoezo ongeautoriseerd?’ lezen we in de inleiding, die net als het voorwoord tien pagina’s beslaat.
        Het blijkt dat Houellebecq niet hooghartig zijn medewerking aan het boek botweg heeft geweigerd, zoals je wellicht zou verwachten. Hij heeft brieven geschreven waarin hij op beleefde toon voorstellen formuleerde over de wijze van samenwerken. Zo suggereerde hij de biografie van commentaar te voorzien in voetnoten. Om onopgehelderde redenen heeft Demonpion dit van de hand gewezen. Waardoor de lezer de resterende 350 bladzijden almaar blijft verlangen naar die nooit geschreven voetnoten van de meester zelf, en zich afvraagt wie de hel Demonpion is om zo’n voorstel te weigeren.
        In de inleiding kunnen we alvast wennen aan de stijlbloempjes. Zo hoopt Demonpion dat de lezer in deze biografie ‘enkele sleutels’ zal vinden aan de hand waarvan hij ‘de mens Houellebecq’ beter zal kunnen begrijpen. Daar rijst voor het eerst het angstige vermoeden van wat dit boek inderdaad blijkt te zijn: het bij tijd en wijle irritant harde gerinkel van Demonpions sleutelbos.
        Het boek wekt de indruk van haastig uitgewerkte aantekeningen. En Demonpion had haast, want nadat de samenwerking definitief was afgeketst, opperde Houellebecq de gedachte zélf een biografie te schrijven. Vermoedelijk is er vervolgens ruzie ontstaan, want de biografie van Demonpion zou niet misstaan als inzending voor de PC Onthooft-prijs. De biograaf blijkt zich groter te voelen dan zijn onderwerp en laat geen mogelijkheid onbenut Houellebecq af te zeiken. Zo beschrijft hij alleen al het uiterlijk van de auteur achtereenvolgens als een pagekopje, een masturbatiekop, een bloempotkapsel, een blije eikel, gekapt als een cockerspaniël, een rattekop, een overjarige scholier.
        In een goed geschreven roman dragen alle details bij aan de beeldvorming van personages, maar in een biografie is zeggingskracht niet gegarandeerd. Houellebecqs babyvoeding was van het merk Guigoz. Later hield hij van camembert. Zijn moeder rookte shag. Hij deed mee aan een spaaractie van La Vache Qui Rit voor een keukenapparaat. Enzovoort.
        Om het boek spannend te maken creëert Demonpion een complot. Deze rode draad is dat de miezerige, gefrustreerde ambtenaar Michel Thomas, zoals de echte naam van Houellebecq luidt, er jarenlang en doelbewust aan heeft gewerkt om zijn oorspronkelijke identiteit te vernietigen en zichzelf te transformeren in Michel Houellebecq, de cynische, provocatieve intellectueel met het dubieuze gedachtegoed. Ieder onbenullig detail wordt aangevoerd om deze stelling te onderbouwen. Demonpion wijdt een heel hoofdstuk aan het feit dat Houellebecq een keer over zijn leeftijd heeft gelogen. Onbeantwoorde telefoontjes of brieven, een onnozel formulier waarop het adres van zijn ouders ontbreekt, alles wordt beschouwd als een poging om ‘zijn verleden weg te moffelen’. Hoe vaak overkomt het je niet dat je in de kroeg een bierviltje met een telefoonnummer ontvangt of weggeeft, dat nog dezelfde avond belandt in het ronde archief der vergetelheid? Voor Demonpion zijn het allemaal aanwijzingen dat Houellebecq ‘met zijn verleden wil breken’.
        De eerste helft van het boek bestaat uit een eindeloze rij getuigenissen van medescholieren, studenten en collega’s. Omdat iedereen weet wie Michel Thomas uiteindelijk is geworden, kan iedereen zich herinneren dat Michel toen al een ‘eenling’ was die over ‘kunstenaarstemperament’ beschikte. Demonpion stelt alles in het werk om de clichématige hypothese van de contactarme, eenzelvige, gekwelde kunstenaar te onderbouwen. Een kunstenaar die er later een dagtaak aan had zijn leven te construeren en te mystificeren. Bij gebrek aan bewijs voor deze stelling kan de conclusie slechts zijn dat Demonpion de enige is die construeert en mystificeert. Voor een biograaf is dat natuurlijk een grotere misstap dan voor een schrijver die in interviews over zijn eigen leven babbelt.
        Maar Demonpion gaat zelfs zo ver dat hij Houellebecq verwijt dat hij in zijn romans de werkelijkheid geweld aan doet. Ja, echt: in romans de werkelijkheid geweld aandoen. Zo is er de kwestie met de grootmoeders. Houellebecqs grootmoeder van vaders kant heeft hem opgevoed, zijn grootmoeder van moeders kant moest eens opgegraven worden in verband met de herinrichting van een begraafplaats, een gebeurtenis waarbij Houellebecq aanwezig was en die hem zeer aangreep. In de roman Elementaire Deeltjes zijn beide grootmoeders één grootmoeder geworden; de opvoedster voedt niet alleen op, maar wordt ook opgegraven. Een volstrekt normale procedure bij het creëren van fictie, waarbij het altijd gaat om het vermengen van eigen ervaringen, die van anderen, en fantasie. Maar Demonpion citeert Houellebecqs vader die zegt: ‘Hij kletst uit zijn nek. Het graf is helemaal nooit verplaatst.’ Vervolgens concludeert Demonpion dat Houellebecq, ‘hij die zo goed weet hoe hij mensen het meest kan raken’, deze passage slechts heeft geschreven om zijn moeder te kwetsen. Dat een journalist als Demonpion niet in staat blijkt onderscheid te maken tussen het leven van de schrijver en dat van zijn fictieve personage, vormt een extra rechtvaardiging dat schrijvers uit hun nek kletsen als het over hun eigen leven gaat (iets waar ze wat mij betreft sowieso het volste recht toe hebben). Zonder dit onderscheid wordt de schrijver immers ook een personage, waarvan het leven naar hartelust gefictionaliseerd mag worden.
        Het tweede deel van het boek, dat het leven van Houellebecq beschrijft na diens doorbraak als schrijver, is een stuk interessanter. Al ligt ook hier het gevaar op de loer dat je de weg kwijtraakt in de wirwar van literaire agenten, uitgevers, tijdschriften, recensenten, televisieprogramma's, restaurants en literaire prijzen, en niet vergeten de rechtszaken na het verschijnen van Platform.
        Tussen Demonpions venijnige regels door blijkt Houellebecq eerder verrassend alledaags dan een buitenissig monster. Het beeld ontstaat van een gevoelige, hoogbegaafde jongeman die als baby door zijn ouders in de steek is gelaten en daardoor voor het leven getekend is. Na een puberteit waarin de frustraties verder opliepen omdat hij niet zo denderend lag bij de meisjes, werd hij een ongeïnteresseerde student en een verbitterde ambtenaar die eigenlijk schrijver wilde worden. Een gekwetste man die het beter had kunnen treffen met zijn ouders, zijn uiterlijk, zijn gemoed en zijn biograaf. Verder niets bijzonders.
        De nekslag voor de geloofwaardigheid van het boek is de appendix waarin een vriendin van Houellebecq diens horoscoop trekt. Drie pagina’s dominante Saturnussen en Mercuriussen, met maagden en tweelingen als ascendanten. Het zal niet verbazen dat het een opsomming wordt van alle karaktertrekken die Houellebecq in het boek zijn toegedicht: fundamentele afzondering en verlatingsangst, nihilisme, de behoefte bemoederd te worden, om de tuin te leiden en macht uit te oefenen, gulzigheid (de camembert!), cynisme, overdreven gevoeligheid, een slechte verhouding met het eigen lichaam (Houellebecq zuipt als een meloet en rookt ketting), en het gevoel van lotsverbondenheid met losers en mislukten. Misschien dat hij het uiteindelijk toch goed met zijn biograaf zal kunnen vinden.

HH

terug